OPINIE: Geschorste leerlingen - evenwicht tussen zorg en sanctioneren herstellen | UCLL

Geschorste leerlingen

Evenwicht tussen zorg en sanctioneren herstellen

26.117 leerlingen uit het basis- en secundair onderwijs werden afgelopen schooljaar geschorst. 22.601 keer ging het over een leerling die tijdelijk werd geschorst en 3516 keer werd een leerling definitief uitgesloten.

Een overzicht uit het jaarrapport 2017-2018 van de Vlaamse centra voor leerlingbegeleiding (CLB) leert ons dat er in schooljaar 2012-2013 1471 leerlingen tijdelijk werden geschorst, in 2017-2018 waren dat 2803 leerlingen, en vorig schooljaar 22 601!

De reden voor deze spectaculaire stijging ligt wellicht deels in het feit dat scholen pas sinds 2019 verplicht zijn om deze tijdelijke schorsingen te registreren en dat we in de jaren  voor 2019 enkel zicht hebben op de tijdelijke schorsingen waar het CLB bij betrokken was.

Voor de definitieve uitsluitingen vinden we terug dat in 2017-2018 2432 leerlingen definitief de deur werd gewezen, waar uit recente cijfers blijkt dat dit aantal momenteel op 3516 ligt. We mogen besluiten dat zowel de tijdelijke schorsingen als de definitieve uitsluitingen duidelijk stijgen.

Het is met andere woorden tijd om in te grijpen en bij te sturen waar nodig. In een eerste reactie liet onze onderwijsminister optekenen dat hij het goed vindt dat leerlingen de wacht worden toegezegd en dat ze het leren van anderen niet mogen hinderen. Met dat laatste ben ik het eens.

De premisse dat we niet gealarmeerd moeten zijn en dat het goed is dat deze leerlingen de weg naar de uitgang wordt gewezen, deel ik niet. Zeker niet omdat er in de eerste reacties op dit nieuws duidelijk sterk gepolariseerd wordt gekeken naar daders (‘zij die eruit moeten’) en slachtoffers (‘zij die niet meer kunnen leren of niet meer kunnen lesgeven’). Bij elke (definitieve) uitsluiting die ik de afgelopen jaren van nabij volgde of meemaakte, was elke ‘dader’ ook een ‘slachtoffer’ (van een moeilijke situatie thuis, sextortion, pestverleden, …) en deel ik de mening van zo veel directeurs, leerlingbegeleiders en leerkrachten dat elke uitsluiting een stukje falen betekent van de school, zonder dat we dit de school kwalijk kunnen nemen. Elk systeem heeft namelijk zijn grenzen en het  overgrote deel van de scholen is bereid om ver te gaan voor leerlingen die het moeilijk hebben.

En het is net dat laatste, dit engagement van de scholen dat we moeten ondersteunen, vorm geven en mogelijk maken. Tegelijkertijd moet er zorg zijn voor leerlingen die alsnog definitief geschorst worden.

Ik doe daarom graag enkele aanbevelingen die hopelijk het evenwicht tussen zorg en sanctioneren weer wat kunnen herstellen.

  1. Het is achterhaald om op basis van de leerlingaantallen op 1 februari vast te leggen welke omkadering de school volgend schooljaar krijgt. Uiteraard is het goed om tijdig, op basis van 1 februari, de grootteorde van de omkadering vast te leggen. Wel zouden we leerlingen die na één februari definitief geschorst worden moeten kunnen laten meetellen in de school die hen een plaats geeft. Dit voor de lesdagen die ze daar terecht kunnen. Nu is het voor deze jongeren veel moeilijker om een nieuwe school te vinden na 1 februari. Administratieve soepelheid zorgt hier voor meer kansen.
  2. De overheid voorziet in middelen NAFT (naadloze en flexibele trajecten). Deze middelen vervangen de financiering voor kortlopende en langdurige time-outprojecten. Deze middelen waren bij uitstek voorzien om trajecten uit te stippelen voor jongeren en kinderen die zeer uitdagend gedrag stellen. De laatste jaren zien we heel wat middelen NAFT gaan naar brede basiszorg, groepsdynamica, verbinding, … . Dat zijn uiteraard goede initiatieven, maar de plaatsen waar kinderen en jongeren terecht kunnen voor een time-out, worden steeds schaarser. Bovendien geven organisaties die wel een aanbod uitwerken voor deze doelgroep aan dat ze zeer moeilijk financiering vinden. Het lijkt ons goed dat een significant deel van de middelen NAFT gereserveerd wordt voor time-out projecten, zodat er meer alternatieven ontstaan voor tijdelijke en definitieve schorsingen.
  3. Ons onderwijs is gebaat bij zo veel mogelijk goed opgeleide en getrainde zorgcoördinatoren en leerlingbegeleiders. Er bestaan goede opleidingen aan Vlaamse hogescholen die een extra bachelordiploma opleveren. In deze banaba-opleidingen wordt sterk gefocust op gedragsproblemen aanpakken en voorkomen, proactieve cirkels, zorg- en sanctiebeleid op elkaar afstemmen, … . De overheid financiert deze opleiding echter slechts voor 50%. Het zorgen voor een volwaardige financiering van deze opleidingen en het faciliteren van  leerlingbegeleiders en zorgcoördinatoren om dergelijke langdurige scholingstrajecten te volgen, is in dit kader onontbeerlijk.
  4. Zorg voor een duidelijke en toegankelijke registratie van schorsingen, opgedeeld naar leeftijd, onderwijsniveau, … . Koppel de resultaten van de verplichte registratie terug naar scholen. De administratieve druk is er waanzinnig hoog. Het is tijd dat scholen ook kunnen profiteren van de inspanningen die ze op administratief vlak leveren. Elke directeur zou op het einde van het schooljaar een duidelijk overzicht moeten krijgen van de evolutie van het aantal schorsingen en dit afgezet tegenover een benchmark. Op dit ogenblik moeten directeurs die inschatting maken door tijdens de pauze van een directieopleiding met collega’s te praten. We kunnen beter volgens mij.
  5. Bundel de kennis en expertise die er is: in het werkveld, in verschillende opleidingen en doe een gericht aanbod naar scholen, zodat ze weten welke methodieken rond het aanpakken en voorkomen van ongewenst gedrag succesvol kunnen zijn. Scholen zien door het bos de bomen niet meer en zitten met de handen in het haar. In Nederland wordt reeds lang ingezet op het beoordelen van interventies en preventieve programma’s naar effect en kwaliteit.

Tot slot een pleidooi: telkens opnieuw verzandt een discussie rond grensoverschrijdend gedrag van jongeren in een gepolariseerd debat tussen zij die vinden dat meer zorg nodig is, en zij die vinden dat we strenger moeten zijn. Dit debat lijkt uit te sluiten dat we die twee polen samen kunnen waarmaken. Goede scholen zijn warm én duidelijk, grenzen af waar nodig, bieden kansen waar mogelijk. We pleiten niet voor een zachtere, betuttelende aanpak, maar zijn evenmin overtuigd van de idee dat enkel focussen op regels en sancties een oplossing in zich draagt.

Kristof Das
Docent

banaba Zorgverbreding en Remediërend Leren

Ook interessant